Eén van de mooiste dingen die ik het afgelopen jaar heb gelezen is The Crisis of Narration van Duits-Koreaanse schrijver Byung-Chul Han, nu ook in het Nederlands verschenen. Hij beschrijft hoe we als mensheid bezig zijn ons vermogen om verhalen te vertellen te verliezen; er wordt simpelweg nergens een context gecreëerd waarin verhalen verteld kunnen worden. Social media zetten aan tot snel, nee, onmiddellijk posten. Vooral Instagram werkt dit in de hand door de conventie dat je alleen recente foto’s post, doe je dat niet, dan moet je dat duidelijk aangeven anders is het vreemd. Het is trouwens heel grappig dat die conventie niet technisch van aard is, niemand verhindert jou om al je ingescande dia’s uit 1973 erop te posten maar toch is dat niet wat mensen doen. Het is dus expliciet een plek waar je geen verhalen kan vertellen, ironisch volgens Han, juist omdat ze een feature hebben die “stories” heet.
Ik kan wel zeggen dat het boek me echt veranderd heeft! Nadat ik het in de zomervakantie las heb ik mijn research diary gewoonte, die eerlijk gezegd als sinds mijn promotietijd heel slordig en sporadisch was, weer serieus opgepikt door iedere dag een kleine reflectie te schrijven van wat ik heb gelezen, het boek heeft dus echt aangezet tot actie, ik kan het iedereen aanraden (maar het echte en verdere aanraden komt later in deze post). Reflecterend op waarom ik na mijn promotietijd mijn werk niet meer goed organiseerde, denk ik dat dat in de basis ook een crisis op narration was. Mijn promotie was een overzichtelijk, samenhangend onderzoek dat ergens naartoe ging, namelijk naar een proefschrift, er was dus een duidelijke noodzaak om er een verhaal van te maken, waarbij aantekeningen een duidelijke rol spelen. Toen ik klaar was, was er voor een hele lange tijd ook geen verhaal meer over wat mijn onderzoek was.
Anyway, nu ben ik aan het terugblikken op 2013 ipv 2024 haha (je ziet het, een narratief werkt goed) dus even terug naar de afgelopen week. Ik op radio 1 bij SpraakMakers en daar was ook Kiki Schippers (die ik eerder dit jaar zag in de Schouwburg in Leiden) en zij had het ook over het boek, en over hoe we de wereld mooier kunnen maken met verhalen, en dat zag ik toch wel een beetje als een teken van het universum om deze retrospective te schrijven. Ik hou op mijn site altijd tamelijk saaie lijstjes bij met papers die ik geschreven heb, lezingen die ik heb gegeven en pers die over mijn werk schreef, maar zou het niet veel leuker zijn om die saaie lijsten te vervangen door verhalen?! Dus bij deze een hele, hele lange terugblik op het jaar in onderzoek, boeken en andere avonturen die ik heb ondernomen.
(Als het echt uit de hand loopt qua lengte hak ik de boel misschien wel op in stukken).
Het grappige aan een narratief maken is dat je echt alles wat je hebt gedaan moet verbinden. Mijn eerste plan was om toch weer te gaan categoriseren, dit deed ik qua onderzoek, en dit qua lezen—een tendency die echt bij beta hoort, heb ik dit jaar geleerd (ook daarover later meer) om de rommelige wereld op te hakken in overzichtelijke stukken—maar ik ga nu echt proberen een narratief te maken!
Dus laten we bij het begin beginnen, op 1 januari!
Vrouwen op de radio
Op 1 januari zat ik ook al bij Spraakmakers om het te hebben over AI in het jaar 2024 (de aflevering van deze week was een soort reprise), en dus zat ik al heel vroeg in de auto op weg naar Hilversum, en ook weer op weg terug. Ik had mezelf als goed voornemen het doel gesteld om veel meer content van vrouwen te consumeren, dus ik wilde in de auto eens beginnen met alleen muziek door vrouwen te luisteren. Ik bedacht een algoritme: kies een zender, als er een vrouw op is, blijf luisteren, zo niet, zap door. Dat was een geestige manier om mezelf bezig te houden met niemand op de weg, maar het viel me meteen op dat er echt heel heel weinig vrouwen op waren!
Toen ik thuis kwam, vertelde ik over mijn ervaring tegen vrienden die waren blijven slapen (ook computernerds) en ik vroeg me af: zou je dit een computer ook kunnen laten doen? Het was mijn eerste idee van het jaar, en het werd meteen ook wat, namelijk FemFm: je kunt er live precies doen wat ik in de auto deed: luisteren naar de radio en alleen blijven luisteren als er een vrouw op is. Je kan me erover horen vertellen in Met Nerds op Tafel. Dit roept trouwens meteen een niet-triviale vraag op wanneer je een vrouw hoort! Omdat je geautomatiseerd wilt tellen (en ik me baseer op de informatie over het liedje, niet de stem, dat is technisch veel ingewikkelder) moet je uit de leden van een band afleiden wie erin zit, Blondie is heeft wel een vrouwelijke zanger, maar bestaat verder uit mannen, telt dat? Als dat meetelt, dan tellen ook de Jayhawks, een band waar ik als tiener gek op was, en waar dus, zo ontdekte ik door dit project, een vrouw in zit! Uiteindelijk heb ik gekozen voor het criterium 50% of meer, een act als Freek en Suzan telt wel mee, maar Blondie dus helaas niet.
Nog meer feminisme
In het voorjaar was, ook door dit project denk ik, het zaadje van nadenken over feminisme, dat sinds mijn oratie al aan het opkomen was, echt uitgekomen. In maart was in in Bergen in Noorwegen en gaf ik daar een praatje op internationale vrouwendag, voor alleen vrouwelijke studenten, en voor die gelegenheid herlas ik het paper “Glaciers, gender, and science: A feminist glaciology framework for global environmental change research” van Carey at al (vanaf nu: het Carey paper), dat ik kende omdat het toen het uitkwam in 2016 licht viral ging op Twitter want HOe BIzAr DaT Ze FEmInSIME oP GLEtSJERs TOEpaSSen!!! Ik had het toen diagonaal gelezen, maar ik weet nog wel wat ik echt overtuigd was door een aantal argumenten dat feminisme heel toepasbaar is op beta. Hier miste ik dus echt een beter notebook uit die tijd, maar helaas ik had alleen een vage herinnering. Toen ik het paper herlas, trof het me dat ze inderdaad hele zinnige dingen zeggen, bijv dat gletsjer-onderzoekers liever data verzamelen op moeilijk begaanbaar terrein, want dat is stoer, daarover kan je opscheppen, en dat dat past in een masculiene cultuur (zie hieronder een tekening die ik daar later over maakte)
Maar, ik zag ook meteen dat wat ik las me raakte als informatica-onderzoeker. Die neiging om moeilijke dingen te belonen, die is zo herkenbaar! In een onderzoek dat ik nooit verder heb afgemaakt helaas (wie weet, in 2025…) zag ik al dat moeilijkere programmeertalen, zoals C++ of Haskell, als veel echter gezien worden dan makkelijkere talen. Het Carey paper gaf me zowel inzicht als terminologie om mijn eigen vakgebied beter te begrijpen. Meteen na het lezen van het paper in Bergen, schetste ik heel grof hoe het framework van Carey ook op het vakgebied van programmeertaalontwerp kan worden toegepast, en dat werd het praatje dat ik gaf voor de vrouwelijke studenten, en het voelde meteen alsof er echt muziek zat in dat onderwerp. Ik overwoog zelfs om mijn toepassing van het framework van Carey uit te werken tot een heel paper.
Toen ik terug was, schreef ik een aantal wetenschappers aan die vergelijkbaar onderzoek hebben gedaan, zoals Olivia Guest die in haar papers feminisme en tech combineert. Bijv in haar paper If this then what over inclusief programmeeronderwijs en in het paper Pygmalion displacement over hoe AI vaker vrouwen en hun werk vervangt dan mannen. Met Olivia besprak ik mijn zorgen over deze lijn van onderzoek: was het eigenlijk wel een goed idee dat ik, een informatica-wetenschapper, iets over feminisme ging schrijven. Kon ik aan het uitgebreide werk dat daarin al gedaan was, nog iets toevoegen? Olivia gaf me net het zetje dat ik nodig had, door te zeggen dat mijn perspectief, dat van een vrouwelijke maker van programmeertalen, een perspectief is dat juist uniek is en dat daarover schrijven iets wezenlijks anders is dan tot nu toe gedaan is. Dat hielp enorm!
Ik mailde ook met Ari Schlesinger (die uiteindelijk een co-auteur werd van het paper) omdat zij jaren geleden het idee van een feministische programmeertaal had geopperd, en daarvoor heel wat ellende te verduren kreeg op Reddit en 4chan (als je net als ik toendertijd op Twitter rondhing, dan ken je de ophef misschien als de veroorzaker van C–). Ik was bezorgd dat Ari na haar ervaringen echt geen trek meer had in dit soort werk, maar ze hielp me enorm door het aanreiken van allerhande bronnen en perspectieven. Een aantal dingen die ik in die tijd las, die mijn denken verder verscherpt hebben zijn: More work for mother, waarin aan de hand van een heleboel (misschien ietskes te veel af en toe) voorbeelden helder uitgelegd wordt dat veel technologie werk voor vrouwen niet verlicht maar juist verzwaard heeft, terwijl het werk voor mannen makkelijker werd. Zo werd brood in Amerika (het boek is wel vrij US centric) aanvankelijk vooral van mais gemaakt, makkelijk tot pap te maken en dan te pakken, maar moeilijk te verbouwen. Toen de overstap naar graan gemaakt werd, omdat malen geautomatiseerd werd, hoefden mannen niets meer te verbouwen, alleen graan te kopen. Vrouwen moesten echter brood met gist gaan maken wat veel bewerkelijker is. Maisbrood werd toen (en is nog) een symbool van armoede, dus dat wilden middenklassegezinnen niet meer eten. Ergo, vrouw moest meer werk doen. Ook Men explain things to me van Rebecca Solnit, wiens essay de term “mansplaining” teweegbracht, dat ik in het begin van 2024 las, The Gender-Technology Relation dat allerhande onderzoek over gender en technologie samenvat en vooral heel duidelijk uitlegt wat er voor verschillende soorten feminisme er zijn, dat was voor mij erg inzichtelijk. Ook het vlammende betoog over hoe lastig het is om een feminist te zijn Living a feminist life hebben me veel geholpen in mijn begrip. In 2023 las ik trouwens ook nog het geweldige Women and Power van classica Mary Beard waarin de macht die vrouwen hebben (bijv wanneer ze mogen spreken) in de moderne tijd gekoppeld wordt aan verhalen uit de Oudheid.
Uiteindelijk leidde mijn zoektocht tot een paper over feminisme en programmeertalen.
AI in het onderwijs
Ik ben natuurlijk vanaf het begin van de AI hype al erg kritisch geweest, vroeg in de hype zei ik bij BNR al een keer dat wat mij betreft de hele boel verboden mag worden (maar toen deed ik geen lange retrospectives dus die link kan ik niet meer vinden, haha), maar dit jaar heb ik er veel meer over nagedacht en gesproken. Een eerste aanleiding was dat ik in april sprak op de TU Delft bij een event over MOOCs, en omdat ik die een aantal gemaakt heb bij TU Delft.
Het was voor mij enorm nuttig en eerlijk gezegd ook wat pijnlijk om na te denken over de MOOC hype, want de hype (dat iedereen met een telefoon gratis geweldige colleges kan volgen en zoveel kan leren als hij of zij maar wil) is niet echt waarheid geworden. Aanvankelijk nog gratis, want gefinancierd door universiteiten en andere non profits, moesten MOOC makers zoals edX en Coursera toch op zoek naar betaalmodellen en vervielen ze, en daarmee ook de universiteiten en professoren, terug tot gewone bedrijven. Al snel werd ook duidelijk dat de grootgebruikers van MOOCs mensen waren die al studeerden, die de videos als handige naslagwerken gebruikten (op zich uiteraard prima), maar zeker niet de gedroomde doelgroep van mensen zonder toegang tot onderwijs. Dat idee was, dat zie ik nu heel anders dan tien jaar terug, behoorlijk neo-koloniaal; de witte slimme mensen zouden de kennis wel eens even naar de rest van de wereld brengen, via YouTube veel efficiënter dan via een missionarispost.
Het meeste inspiratie voor een eerste versie van de lezing haalde ik uit het book “Teaching Machines” van Audrey Watters (dat ik ook al eerder las), die heerlijk beschrijft hoe allerhande teaching machines, teruggaand tot de jaren ’30, niet landen in het onderwijs omdat ze niet goed begrijpen wat onderwijs eigenlijk is, en wat docenten de hele dag doen. De frustratie van wetenschappers en ondernemers om iets een school in te krijgen druipt van de pagina’s. Dit is mijn bite size summary van het boek uit het praatje op de TU:
Watters’ werk gecombineerd met nadenken over de MOOC-flop deed me kijken naar huidige AI hype. Een laptopcollege, zo zei ik zelf al in 2015 in NRC, heeft een echte docent nodig, en wat ik toen uit een soort intuïtie al aanvoelde, kan ik nu helder uitleggen in de drieslag van Biesta. Het doel van onderwijs, aldus Biesta, is niet alleen kwalificatie (iets leren), maar ook subjectificatie (een mens worden) en socializatie (leren in een groep of in de samenleving te bestaan). Een MOOC kan je misschien wel kennis geven, maar helpt je niet om door te zetten als het lastig is, helpt je niet samen te werken om een groter probleem op te lossen. En zelfs als je puur voor kwalificatie zou gaan, dan nog werkt een docent echt het allerbeste. Ik heb een jaar geprobeerd om Arabisch te leren met DuoLingo, en ik kon op het einde van het jaar nog nauwelijks spellen. Een wekelijks uurtje Skypen met een leraar, en ik maakte sprongen vooruit, niet alleen omdat ik kennis precies op maat kreeg, en op een manier precies aansluitend bij mijn voorkennis, maar ook omdat ik een gedeelte van het leren gewoon voor Ahmed doe. Als de les eraan komt, ga ik snel mijn huiswerk maken, en het is een fijn gevoel als hij trots op me is en me een goede leerling noemt, het voelt anders dan een uil op DuoLingo. Ik ben geen neuropsycholoog maar ik denk dat dat een ander stukje hersenpan activeert als een echt mens me waardeert.
AI & Marxisme
In juni sprak ik weer over AI, maar nu op de VU, op een AI event. In eerste instantie wilde ik hetzelfde praatje geven als op de TU, maar ik wilde er toch weer een andere draai aan geven, omdat ik me alleen op de angle “dit werkt toch nooit” wilde concentreren (true believers willen dat toch nooit horen, en zeker de mensen die AI het onderwijs in willen schuiven, snappen niet wat onderwijs is, dus ook niet waarom het niet werkt, 100 jaar mislukking of niet). Ik ging me dus meer concentreren op “hoe voelt het voor een docent (voor mij, dus) als zijn werk geautomatiseerd wordt” en ik vond een hoop nuttigs in het Marxisme! Marx heeft uitgebreid geschreven over de “entfremdung” die je voelt als je steeds maar verder verwijderd raakt van het eindresultaat van je werk, en hoeveel dat 200 jaar geleden geschreven is en over een totaal andere wereld gaat, voelde ik me er toch erg door geraakt. “Ja, ” dacht ik “als studenten mijn content consumeren via een algoritme, dan doet dat ook iets met mij”.
Naast entfremdung beschrijft Marx ook deskilling1: het idee dat als we werk automatiseren dat mensen, en de mensheid, dan kennis verliezen.
Het is makkelijk dat te zien gebeuren bij bijvoorbeeld het maken van kleding, bijna niemand kan in deze wereld nog kleding maken, omdat het bijna helemaal in fabrieken gebeurt. Dat leidt er ook toe dat bijna niemand meer kleding kan repareren (en dat het daarmee ook not done wordt om het te doen) met allerhande implicaties voor het milieu en mensen die worden uitgebuit in de kledingindustrie.
Als we het onderwijs in verregaande mate automatiseren, wie kan er dan straks nog lesgeven, en wat wert de mensheid nog over motiveren, uitleggen, nakijken etc? Aan mijn denken heeft marxistisch perspectief heel veel toegevoegd, en het is ook erg opvallend om te merken wat de reactie is op alleen al het noemen van Marx, in lezingen wordt er vaak al gesniffeld als ik zijn naam noem. Na de lezing in juni zei iemand op de borrel dat het zo bijzonder was dat ik “in mijn vrije tijd” Marx las, wat ik ook een typische opmerking vond, want ik sprak over Marx in werktijd, dus waarom zou ik dat in mijn vrije tijd hebben gelezen? De boodschap was, zoals ik het interpreteerde, bij jouw werk als informaticus hoort Marx niet, dus als je dat leest is het zeker jouw hobby.
Reflecteren op de wetenschap
En zo komen we bij een ander groot thema van het jaar voor mij, reflecties op de wetenschap. In de zomer las ik het absoluut geweldige My life in science van Katalin Kariko, een van de uitvinders van het mRNA vaccin tegen covid en “what a read” was dat! Ze beschrijft op werkelijk heerlijke (eigen)wijze hoe het proces van de wetenschap niet gaat over uitvinden, maar over overtuigen. Kariko had namelijk 20 jaar voor de coronacrisis het idee al voor mRNA-vaccins. In eerste instantie waren vaccins helemaal het doel niet, maar ze had een techniek ontwikkeld waarmee je mRNA kan manipuleren, en de vraag was: wat gaan we ermee doen?
Ze was niet tevreden met alleen maar: ik kan mRNA maken, ze wilde dat idee toepassen voor iets nuttigs. Na van alles geprobeerd te hebben vond ze uiteindelijk een vaccin-toepassing, en daar hebben we in 2021 allemaal van kunnen profiteren.
Maar het boek gaat niet over deze zegetocht alleen, het gaat over alles wat Kariko niet deed. Ze was in Amerika een buitenlandse vrouw, die niet vloeiend Engels sprak, en geen PhD had van een indrukwekkend instituut. Ze speelde het spel van de wetenschap niet mee; ze was eigenwijs, maakte geen goede sier bij de juiste mensen, haalde geen grants binnen. Dus werd ze niet serieus genomen, moest ze genoegen nemen met een mini-lab in een veredelde kast, waar ze uiteindelijk ook uit gezet werd.
Ik wist natuurlijk wel hoezeer de wetenschap op dit soort machtspelletjes gebouwd is maar het zo als een afgerond verhaal (een narratief, haha) te lezen, raakte me echt. We hadden bijna geen mRNA vaccins gehad als mensheid omdat er niet geluisterd werd! Kariko’s verhaal zette me er ook toe aan om, in juli terwijl ik op een heerlijke fietstocht door Nederland was, mijn verhaal over het maken van Hedy eens goed uit te schrijven, wat resulteerde in dit paper2.
Wat is informatica?
Kariko’s verhaal deed me zelf ook weer eens kritisch kijken naar de wetenschap, en in het bijzonder naar de gekte van verschillende vakgebieden. Voor mijn feministische paper had ik Dijkstra een paar keer kritisch aangehaald, met zijn wens om informatica meer “beta” te maken, en dat idee bleef maar in mijn hoofd rondspoken. Toen ik in oktober in Kopenhagen was voor een conferentie, begon ik weer eens te lezen in columns van Hugo Brandt Corstius, aka Battus, die zowel taalkundige was als informaticus3. Hoe kon dat eigenlijk bestaan? Als je leest over zijn leven was dat ook toen al behoorlijk ingewikkeld, zo moest zijn promotor voor een dag hoogleraar gemaakt worden in de beta om de promotie te kunnen laten doorgaan!
Dat deed me natuurlijk denken aan mijn eigen bestaan…! Want op de VU werk ik in twee faculteiten, zowel bij informatica (faculteit beta) en bij pedagogische en onderwijswetenschappen (faculteit gedrags- en bewegingswetenschappen), is dat eigenlijk wel te verenigen? Uiteindelijk heb ik er voor gekozen om maar in een faculteit te werken, namelijk FGB. Ik ben, zo blijkt, toch geen beta, maar daarover in 2025 vast meer!
Wetenschap en AI
In het staartje van het jaar heb ik veel nagedacht over wat AI is, en wat het kan doen voor de wetenschap. Je hoort veel over het gemak waarmee AI papers kan samenvatten, en dat deed me reflecteren op wat een samenvatting eigenlijk is. Ik deed dat aan de hand van het o zo mooie boek The Wedding People dat ik in het najaar las. Wedding people is een rollercoaster van een boek, ik begon eraan zonder enige verwachtingen, ik had een interview gelezen met de auteur en was daardoor enthousiast geraakt. En het grappige is dat als ik het boek zou samenvatten, ik dat in hele hoge mate zou laten afhangen van voor wie ik de samenvatting zou maken. Voor een vriendin die wetenschapper is, zou ik zeggen: dit boek is een boek over een mislukte carrière en teruggevonden passie voor werk, maar voor een vriendin die net haar beide ouders verloren is, zou ik zeggen dat het gaat over rouw, en weer iemand anders zou ik zeggen dat het een boek is over jezelf vinden, of dat het (let op!) een boek is met een heftige beschrijving van een zelfmoord. Een samenvatting is dus iets dat net zoveel van de ontvanger afhangt als van de inhoud, en dat geldt ook voor papers, welke voorkennis je hebt bijvoorbeeld, beïnvloedt sterk wat er in een samenvatting hoort.
Ik dacht ook weer aan ‘wie is de doelgroep?’ toen ik NotebookLLM uitprobeerde op mijn feminisme-paper. In eerste instantie was ik toch wel onder de indruk van wat eruit kwam: levensechte stemmen die echt de inhoud van mijn paper beschreven! Maar na iets verdere reflectie voelde ik aan dat er geen doelgroep was, de nep-stemmen namen aan dat het publiek niks van programmeren wist en niets van feminisme, maar het uniek van mijn paper is juist dat het voortbouwt op kennis van programmeren, omdat het voor die doelgroep feminisme uitlegt en kadert. Juist omdat de podcast geen doelgroep in gedachte heeft, is eigenlijk geen echte samenvatting. Ik heb nog geen goede theoretische frameworks om dit helderder te maken, ook voor mijzelf, maar dat kan nog komen!
Ik sloot het jaar af met een geweldige avond in de Internationale schouwburg met een verhaal waarin AI kritiek, feminisme, Dijkstra, Hugo Brandt Corstius, de identiteit van de informatica allemaal samenkwamen!
- In het Nederlands is deskilling niet echt lekker te vertalen, soms gebruiken mensen ontscholing, maar dat doet mij dan weer teveel denken aan de un-school beweging, of uberhaupt aan dingen met school en daar heeft het niks mee te maken ↩︎
- Waarmee ik niet wil impliceren dat Hedy ook maar in de buurt komt van een vaccin, natuurlijk! ↩︎
- Het is grappig dat maar weinig mensen dit weten trouwens! Neerlandici kennen ‘m alleen als columnist en schrijver, beta’s alleen als Chomsky-fan. ↩︎